fietsvaardigheids oefeningen

OEFENINGEN: 


Op- en afstappen Leer je kind op- en afstappen langs de rechterkant van zijn of haar fiets. De fiets
 biedt zo een extra beveiliging tussen je kind en het verkeer op de rijbaan. Als het bovendien bij het rechts afstappen zou vallen, valt het niet op de rijbaan, maar op de stoep of op het fietspad.

Stappen met de fiets aan de hand Leer je kind stappen met de fiets links van zijn of haar lichaam. Het bevindt zich daardoor zo ver mogelijk van het verkeer en de fiets geeft een bijkomende bescherming omdat die tussen je kind en het verkeer instaat.

Vertrekken Leer je kind vertrekken met een pedaal in een hoge stand. Zo kan je kind sneller vertrekken. Op de rijbaan of op het fietspad kijk je altijd eerst uit of er geen verkeer aankomt. Pas wanneer de rijbaan vrij is, kan je in één vloeiende beweging vertrekken.

Vertragen, remmen en stoppen Leer je kind remmen en stoppen door beide remmen te gebruiken. Gebruikt het enkel de voorremmen dan kan je kind overkop gaan. Gebruikt het enkel de achterremmen dan bestaat er slipgevaar. Bij een kinderfiets, met wieldiameter van max. 50 cm, is slechts één rem verplicht en bovendien vaak slechts één rem aanwezig, maar wanneer je kind een fiets met twee remmen heeft, dan leer je dus remmen met de voor- en achterrem. Een torpedorem (achterwaarts trappen = remmen) is voor kinderen gemakkelijker te hanteren dan handremmen.

Richting houden Leren richting houden is belangrijk omdat je soms niet veel ruimte hebt om te fietsen. Het is belangrijk dat je kind evenwichtig kan fietsen op momenten dat het trager fietst of een manoeuvre doet. Oefen met je kind op het rijden door smalle doorgangen.

Bochten nemen Een bocht naar rechts neem je zo klein mogelijk. Een bocht naar links neem je zo ruim mogelijk. Steek nooit over in een bocht!

Uitkijken Je kind moet goed rondom zich leren kijken: naar links, naar rechts en achterom.
 Je kan op voorhand enkele gebaren afspreken of voorwerpen tonen. Je laat je kind fietsen en toont ondertussen enkele van die gebaren en/of de voorwerpen. Je kind moet ze gezien hebben en kunnen benoemen.

Arm uitstekenAls fietser maak je aan andere weggebruikers duidelijk welke richting je zal nemen door je linker- of rechterarm uit te steken. Laat je kind naar jou toe rijden. Bij het voorbij- rijden probeert het kind je een high five te geven. Als je van richting wilt veranderen of uitwijkt
 voor iets, dan moet je eerst zeker zijn dat dit veilig kan. Als het gevaarlijk is om je arm uit te steken (bijvoorbeeld op een beschadigd wegdek of vlak naast of op tramsporen) doe het dan niet.

Hindernissen nemen Over een hindernis rijden kan pijn doen tijdens het rijden. Leer je kind uitwijken voor een hindernis of over een hindernis heen rijden (omdat het soms ook niet anders kan).
 Je kan je kind leren zigzaggen met de fiets tussen obstakels. Laat je kind over plankjes rijden
 terwijl het zitvlak wordt omhoog getild. Mogelijke hindernissen zijn bijvoorbeeld putten in het
 wegdek, niet-geasfalteerde wegen, boordstenen, scheefliggende tegels, tramsporen, een grindpad, een grasstrook…

Oogcontact maken Om rekening te kunnen houden met het gedrag van andere weggebruikers en hen te laten weten wat jij van plan bent, moet je oogcontact maken. Pas wanneer je oogcontact hebt, weet je zeker dat de andere weggebruiker je gezien heeft. Je kan afspreken dat als je kind je voorbijrijdt, je mekaar in de ogen kijkt of elkaar goeiedag zegt.

Naast of achter elkaar fietsen Op het fietspad mag je naast elkaar fietsen. Je fietst als ouder links van je kind. Binnen de bebouwde kom mag je naast elkaar fietsen tenzij kruisen met een tegenligger niet mogelijk is. Buiten de bebouwde kom moet je ook achter elkaar gaan fietsen wanneer er achteropkomend verkeer is. Als je achter mekaar fietst, fiets je best achter je kind. Daarenboven zijn afstand houden, oogcontact maken en vooruitkijken op situaties heel belangrijk. Je kan dit oefenen door naast elkaar te rijden. Wanneer je vooraan gaat rijden, leer je je kind een beetje afremmen. Wanneer je achter je kind zal gaan rijden, leer je het een beetje snelheid te nemen.